Utiliteitsbouw: versneld van ‘label C of beter’ naar zero-emissie

Sharing is caring!

De utiliteitsbouw is de afgelopen decennia in aantallen objecten flink gegroeid. Met meer dan een miljoen niet-residentiële gebouwen en een gezamenlijk bruto vloeroppervlakte van ongeveer 570 miljoen m2 (scholen, kantoren, ziekenhuizen, industrie etc.) ligt er echter ook een flinke verduurzamingsuitdaging. Ondanks de serieuze stappen die al zijn gezet, onder andere op het gebied van energielabels en circulair bouwen, is er nog een lange weg te gaan om de klimaatdoelstellingen te bereiken.

Vorig jaar werd al een CO₂-reductie (gebouwgebruik) van 32% bereikt ten opzichte van 1990, en utiliteitsgebouwen zijn steeds vaker voorzien van energielabel C of beter. Kantoren moesten vanaf januari 2023 minimaal aan dit label voldoen, en dat is voor 60% van de kantoorgebouwen inmiddels het geval. Hoewel we op koers liggen, is er dus nog een aanzienlijke groep gebouwen zonder label of met een lager label. Vooral de horeca blijft flink achter. Voor eigenaren is deze verduurzamingsslag cruciaal: gemeenten en omgevingsdiensten controleren strenger en gebouwen zonder energielabel C kunnen serieuze belemmeringen ondervinden in hun exploitatie.

Wetgeving duwt de sector vooruit

De komende jaren gaat wetgeving nog strengere eisen stellen aan de utiliteitsbouw. Vanaf 2030 moeten deze gebouwen aan minimale energieprestaties voldoen, wat ongeveer een kwart van de slechtst geïsoleerde gebouwen zal aanpakken. De roadmap voor 2050 schetst een beeld waarin alle utiliteitsgebouwen minimaal energielabel A++ of zelfs volledig CO₂-neutraal zijn. Dit toekomstbeeld biedt kansen voor innovatie: van technologieën zoals zonnecellen en energieneutrale bouwmaterialen tot gebouwbeheersystemen die het energieverbruik optimaliseren. Bouwbedrijven die hierin investeren, kunnen zich onderscheiden door expertise in duurzame oplossingen aan te bieden, en zo een concurrentievoordeel opbouwen.

Circulair bouwen en elektrificatie

Een andere belangrijke pijler is circulair bouwen. Dit betekent dat niet alleen gebouwen maar ook bouwmaterialen opnieuw gebruikt worden, wat materiaalverspilling voorkomt. Steeds meer bedrijven kiezen ervoor om materialen hoogwaardig te hergebruiken of het gebouw zelf een nieuwe bestemming te geven. Elektrificatie speelt ook een grote rol: bouwprojecten moeten tegen 2030 volledig emissievrij worden uitgevoerd, waardoor er geïnvesteerd moet worden in elektrisch bouwvervoer en uitstootvrije bouwplaatsen.

Naast barrières ook kansen

Verduurzaming vraagt om flinke investeringen, en niet alle gebouweigenaren zien daar direct de voordelen van in. Hoge kosten, lage baten en financieringsvraagstukken blijven barrières voor veel bedrijven, zeker voor commerciële partijen zonder directe duurzaamheidsdoelen. Toch liggen er voor bouwbedrijven enorme kansen. De stijgende gasprijzen maken duurzame alternatieven aantrekkelijker en stimuleren gebouwrenovaties. Daarnaast zijn er subsidies beschikbaar, zoals de DUMAVA-regeling voor maatschappelijk vastgoed en het Ontzorgingsprogramma mkb, die zowel de financiën als de praktische uitvoerbaarheid kunnen ondersteunen.

Zero-emissiegebouwen

Nieuwe gebouwen voldoen al aan de BENG-eisen (Bijna Energie Neutrale Gebouwen), maar bestaande gebouwen zorgen voor de grootste uitdaging. Deze nemen zo’n 5% van de totale Nederlandse CO₂-uitstoot voor hun rekening. Om de doelstellingen te behalen, moeten bestaande utiliteitsgebouwen sneller worden verduurzaamd. Een sterke impuls hiervoor komt uit Brussel in de vorm van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). Deze Europese richtlijn is inmiddels toe aan haar 4e versie, die de komende twee jaar naar de Nederlandse wetgeving wordt vertaald. In de EPBD IV wordt voor nieuwe gebouwen het begrip Zero Emission Buildings (ZEB) geïntroduceerd, wat erop neerkomt dat nieuwe gebouwen vanaf 2030 emissievrij moeten zijn.

EPBD IV

Dat is niet alleen strenger dan de huidige BENG-regels, maar het definieert ook preciezer waar het om te doen is: gebouwen mogen geen energie meer gebruiken die tot CO2-emissie leidt, in welke vorm dan ook. EPBD IV kijkt overigens ook naar de bestaande gebouwen die in 2050 qua energieprestaties ook op nieuwbouwniveau moet zitten. Anders gezegd komt het erop neer dat gebouweigenaren tot 2030 nog vrijwillig kunnen verduurzamen. Als een gebouw na verbouwing aan de renovatiestandaard voldoet, voldoet het ook (grotendeels) aan de eisen van de nieuwe EPBD. Als die eenmaal van kracht is, gaat na 2030 de tweede fase in en wordt ‘zero emission’ de nieuwe verplichte eindnorm waaraan in 2050 alle utiliteitsgebouwen moeten voldoen.

Sharing is caring!

Wekelijks updates ontvangen

BouwKennis maakt strategische
marketinginformatie voor de bouwsector eenvoudig.

Schrijf je nu in
Visual-Nieuws_Bouwkennis

© Bouwkennis B.V.   |   Alle rechten voorbehouden

WordPress Cookie Plug-in door Real Cookie Banner